De Cubaanse boomkikker op Curaçao

De Cubaanse boomkikker is niet inheems en heeft een slechte naam. Maar hij voelt zich erg thuis op Curaçao, dus hij gaat waarschijnlijk niet meer weg en echt veel problemen veroorzaakt hij gelukkig niet. En eerlijk is eerlijk, het is een prachtig beestje om te zien!
Deze forse kikker kan wel 14 centimeter groot worden en is daarmee de grootste boomkikker van Noord-Amerika. Mannetjes blijven veel kleiner en leven ook korter dan de vrouwtjes. Meestal heeft de Cubaanse boomkikker een diep koperbruine kleur, maar soms kan hij ook groen, lichtbruin of bijna zwart worden. Zijn lichaam ziet er typisch boomkikkerachtig uit: lange tenen en grote zuigschijfjes waarmee hij zich makkelijk aan bladeren en bomen vastklemt. Zijn huid is een beetje wrattig en maakt een licht giftige stof aan. Die kan je ogen branderig maken of bij mensen met astma een aanval uitlokken, dus aanraken kun je beter vermijden. Gelukkig kun je hem ook prima van een afstand bewonderen!
De Cubaanse boomkikker eet vooral insecten, maar de grote vrouwtjes lusten soms ook kleine zoogdieren of andere amfibieën. Het zijn nachtdieren: overdag verstoppen ze zich tussen de bladeren van bomen, vooral palmbomen. Daar blijft vaak nog wat water staan, wat hen een fijne schuilplek geeft. Tijdens de droge tijd houden ze het rustig en komen pas weer tevoorschijn als het nat wordt.
Deze kikkers zijn niet bang voor mensen en soms zelfs nieuwsgierig. Ze komen graag in de buurt van licht, omdat daar ’s nachts veel insecten op af komen—hun favoriete hapjes!
Het broedseizoen loopt eigenlijk het hele jaar door, vooral wanneer het vochtig is en er veel regen valt. Een vrouwtje kan honderden tot zelfs meer dan duizend eitjes tegelijk leggen! Binnen 30 uur komen de eerste kikkervisjes uit, en binnen een maand zijn ze volledig ontwikkeld. De jonge kikkertjes zijn dan nog maar ongeveer 1,5 centimeter groot, maar ze kunnen al zelfstandig over het land springen en hun eigen insectjes vangen.
Het blijft bijzonder dat amfibieën, die voor hun voortplanting afhankelijk zijn van water, zich zo goed kunnen aanpassen aan de droge natuur op Curaçao.